Hoe ver de consumptie van Magic Mushrooms (paddestoelen die de psychoactieve bestanddelen psilocybine en psilocine bevatten) terug gaat in de tijd is moeilijk te zeggen. Maar waarschijnlijk waren de voorouders van de Azteken en aanverwanten zich al duizenden jaren geleden bewust van de psychoactieve werking van deze schimmelvruchten. Althans, dat wordt geconcludeerd uit de talloze paddestoelvormige beeldjes (paddenstoelstenen) en muurschilderingen die door de jaren heen gevonden zijn tijdens archeologisch onderzoek in het gebied van Midden Amerika tot aan Chili. De precieze betekenis van deze vondsten is nog steeds niet helemaal duidelijk, maar het lijkt er veel op dat de paddestoelen vooral voor medische en religieuze doelleinden gebruikt werden en een grote rol speelden in het dagelijks leven.
De eerste échte (lees: schriftelijke) aanwijzingen van paddestoelconsumptie zijn afkomstig van de Spaanse gringo’s die, toen ze hun intrek namen op het Amerikaanse continent, in hun logboeken vermelding maakten van de gewoonten en gebruiken van de inheemse indiaanse bevolking. Een van de oudste aantekeningen die gevonden zijn, komt van de 16e eeuwse Spaanse monnik Bernandino de Sahágun:
‘Voor zonsopgang aten ze de paddestoelen met honing, en als ze daardoor opgewonden raakten begonnen ze te dansen, sommigen lachend, anderen huilend. (…) Sommigen zaten alsof ze in gedachten verzonken waren. Sommigen zagen zichzelf sterven; sommigen zagen zichzelf opgegeten worden door een wild beest, anderen verbeeldden zich dat ze in een gevecht hun vijanden gevangen namen, sommigen geloofden dat ze overspel hadden gepleegd en dat hun schedel als straf gekliefd zou worden.’
De Spanjaarden, die met hun machtsovername kort na hun aankomst ook hun Katholieke gedachtengoed aan de inheemse bevolking opdrongen, wilden niets van de verering van natuurgoden weten. Dat stond in hun ogen gelijk aan het aanbidden van de duivel. Er bestond maar één god en dat was zonder twijfel de Rooms-Katholieke. Dus al snel werd het gebruik van de heilige Teonanácatl (de benaming van de paddestoel in de indiaanse taal Nahuatl, vrij vertaald ‘het vlees van de goden’) verboden. Werden de Indianen toch betrapt tijdens een paddestoelritueel, dan volgde genadeloos de doodstraf. Dat zou de ‘primitieve en onmenselijke’ aard van het inheemse volk wel temperen en hen laten inzien dat er maar één God bestond, zo dachten de veroveraars. De indianen gingen echter gewoon door met hun rituelen, weliswaar ‘ondergronds’ en zonder ooit meer een woord erover te wisselen in het openbaar. Ook de Spaanse logboeken uit die tijd zwijgen sindsdien over de paddestoelconsumptie.
Pas vier eeuwen later, in 1916, komt het onderwerp weer aan het daglicht doordat de botanicus Dr. William E. Safford de waarnemingen van de Spaanse kroniekschrijvers aan een herdefiniering onderwerpt. Zijn conclusie is dat deze volledig berusten op een vergissing. Het zouden geen paddestoelen zijn geweest die de indianen gebruikt hadden voor hun rituelen, maar heilige Peyote cactussen (latijnse naam Lophophora williamsii). In gedroogde vorm lijkt deze cactus namelijk wel een beetje op een paddestoel is Saffords verklaring voor het ‘misverstand’. Sterker nog, dergelijke hallucinogene paddestoelen bestaan niet eens volgens hem.
Ondertussen reizen er heel wat eigenwijze Europeanen af naar het Amerikaanse continent die zich niet zomaar laten afschepen door de ‘misverstandtheorie’ van Safford. Etnobotanicus Richard Evans Schultes en natuurkundige Plasius Paul Reko ontdekken in de jaren dertig dat de zogenaamde Veladas, Indiaanse paddestoel-ceremonies met zowel indiaanse als katholieke spirituele invloeden toen in enkele gebieden nog steeds werden gehouden. De Amerikaan R. Gordon Wasson strijkt echter met de eer om als eerste blanke in zo’n ritueel te participeren. Zijn zoektocht naar ‘het geheim van de paddestoel’ brengt hem in 1955 naar het Oaxacagebied in Mexico (het gebied van het Mazatekenvolk) in de buurt van het stadje Huautla de Jimenez. Daar aangekomen komt hij via via in contact met de oude curandera (spaans voor medicijnvrouw/sjamaan) Maria Sabina. Zij neemt Wasson en zijn fotograaf Richardson mee naar een nachtelijke Velada. Beiden krijgen een portie Psilocybe caerulescens voorgeschoteld. Wasson, met zijn journalistieke achtergrond, neemt zich aanvankelijk voor om nuchter te blijven maar dat blijkt een ijdele hoop. Van het fotograferen van Richardson komt ook niet veel terecht. De twee mannen zien allerlei visioenen en Wasson heeft het opmerkelijke gevoel scherper te kunnen zien dan in het dagelijks leven. Hij raakt hier erg gefascineerd door en zes dagen later neemt hij de paddestoelen nogmaals samen met zijn vrouw en dochter. Dit is de eerste keer dat westerlingen een psychedelische paddestoeltrip ervaren buiten een indiaans ritueel.
Terug in New York begint Wasson een studie naar de Magic Mushrooms en een jaar later reist hij opnieuw naar Mexico. Dit keer in gezelschap van de franse mycologist Roger Heim. Samen identificeren zij zeven verschillende hallucinogene paddestoelen. Van de sporen die ze mee terug nemen speelt Heim het klaar om onder andere een volwassen exemplaar van de Psilocybe cubensis kunstmatig op te kweken. Wasson schrijf er in 1957 een groot artikel over wat de titel ‘Seeking the Magic Mushroom’ draagt. De subtitel is: ‘Great adventures in the discovery of mushrooms that cause strange visions.’ Het wordt geplaatst in het Amerikaanse tijdschrift Life wat zowel in het engels als in het spaans over de hele wereld wordt uitgegeven. Het slaat in als een bom: er komt een paddestoelrage op gang die zijn weerga niet kent. Ookal heeft Wasson geen namen in zijn artikel genoemd, het uitlekken van de herkomst van de Teonanácatl kan hij niet voorkomen. Hordes hippies en andere randgroepen reizen af naar Mexico alwaar Maria Sabina uitgroeit tot een plaatselijke beroemdheid en het plaatsje Huautla de Jimenez verandert in een waar bedevaartsoord. Onder de pelgrims zijn beroemdheden als Peter Townsend en John Lennon.
Grote vraag blijft wel welk bestanddeel van de paddestoelen nou precies zorgt voor de hallucinaties. Om dit uit te vinden stuurt Heim een aantal gram van zijn zelfgekweekte materiaal naar Albert Hofman. Deze zwitserse wetenschapper (die eerder LSD synthetiseerde) weet er de twee werkzame stoffen uit te isoleren: psilocybine en psilocine. Als ultieme proef op de som bezoekt Wasson in 1962 samen met Albert Hofman opnieuw Maria Sabina. Hofman laat haar de pillen met gesyntetiseerde psilocybine proberen waarop zij concludeerd dat de pillen exact dezelfde uitwerking op haar hebben als de paddestoelen. Of de oude curandera ook zo blij was met deze ontrafeling van het paddestoelmysterie is te betwijfelen. In haar ogen kwamen de paddestoelpelgrims voor de verkeerde redenen naar haar stad. Gebruikten de indianen de paddestoelen alleen voor medisch en religieuze redenen, de hippies kwamen enkel en alleen voor hun eigen genot. Op deze manier, vond Maria Sabina, ‘raakt de kracht van het sacrament in de wolken verloren’. Aan het einde van haar leven sprak zij alleen nog maar engels (in plaats van mazateeks) Zij stierf op 91 jarige leeftijd.
In de jaren ’60 was er een enorme psychedelische beweging waar de paddestoelen een belangrijk onderdeel van waren. De snelle opkomst van de psychedelische paddestoelen kregen al snel de interesse van de autoriteiten. Het duurde dan ook niet lang voordat de Amerikaanse regering er genoeg van had en de paddestoel in de ban deed (1968). Daarna kwam de paddestoel al snel terecht op de “Drug Abuse Prevention and Control Act of 1970” welke in werking trad in 1971. Al snel volgden andere landen de Verenigde Staten met als resultaat dat psilocybine paddestoelen in grote delen van de wereld tegenwoordig op de lijst van verboden middelen staan.